trein

Nieuw baantje

Beste directeur van de NS,

Enige maanden reis ik nu regelmatig met uw treinen van Leiden Lammenschans naar Utrecht Centraal. Een exercitie waar ik nogal tegenop zag moet ik u zeggen. Wat is er al akeliger, zegt u nou zelf, dan ’s morgens, als de dromen nog aan je kleven, je keihard te moeten haasten om ergens te moeten zijn waar ook nog eens nóg meer mensen zijn. Mensen die bovendien daar eigenlijk vaak helemaal niet zouden willen zijn, als ze het zelf voor het zeggen zouden hebben (een enkeling natuurlijk weer daargelaten die gezellig met een bos bloemen op weg gaat naar oom of zus of een dagje winkelen).

Het goede nieuws is dat de hele exercitie me nogal meevalt moet ik zeggen. Sja, de wonderen zijn de wereld nog niet uit, zult u zeggen, en dat beaam ik ten volle. Ik sta altijd open voor wonderen, op mijn goede dagen dan. Dat moet ik mezelf nageven. Het station Leiden Lammenschans is een sympathiek station. Dat is op zich al een wonder te noemen in deze tijd, vindt u ook niet? De maat is goed, en de trap is ook zo mooi naar het perron. Elk station zou als het aan mij zou liggen een trap hebben naar het perron. Met voorzieningen voor gehandicapten erbij natuurlijk. Maar geen lift, alsjeblieft geen lift. Liften zijn lelijk. Een glooiende helling voor rolstoelen door de bosjes zoals op Leiden Lammenschans voldoet volgens mij ook prima. Maar wie ben ik. Ik heb eigenlijk nergens verstand van, en zeker niet van stations. U wel? Tegelijk heb ik natuurlijk wel een mening over van alles en nog wat en die roep ik graag af en toe een beetje in de rondte. Vandaar deze brief.

Ik zal eerlijk tegen u zijn.

Het slechte nieuws is namelijk dat ik de trein nogal saai vind. De stiltecoupé is trouwens de uitvinding van de eeuw moet ik u nageven. Ik weet niet of u dat zelf bedacht heeft of dat een of andere brievenschrijver u daar ooit attent op heeft gemaakt, maar dat ik kan werken en lezen in de trein en me met niemand hoef te bemoeien als ik daar geen zin in heb vind ik een grote zegen. Ik ben nogal ambivalent. Dat zal ik verder nu in mijn eerste brief aan u niet uitleggen, dat komt misschien nog wel een keer, maar laat ik het zo zeggen dat ik aan de ene kant hou van rust en mijn eigen dingen kunnen doen, en aan de andere kant altijd in ben voor ‘circus’. En de trein heeft wel het een, maar niet het ander. De trein is een groot podium, zelfs de spelers zijn allemaal aanwezig, maar er gebeurt niks. De enige rol die (overigens vaak dubieus) gespeeld wordt is die van ‘conducteur’. Eenzame conducteuren.

Nou dacht ik, en dat is weer het goede nieuws, of u het een goed idee zou vinden als ik de rol van conducteur-assistente op me zou nemen, tegen een kleine vergoeding. Dat u via mij de service uitbreidt van het uitdelen van zakdoekjes en pepermuntjes, het goed doen van kraagjes, het strikken van veters, het vermelden van betrouwbare weersvoorspellingen, het borstelen van de banken, het verkopen van paraplu’s en de neus snuiten van kleine kindertjes, tot het spreken van geruststellende woorden en het geven van complimentjes. Een soort personal assistant van de conducteur. Kan hij lekker alle kaartjes knippen, en neem ik de rest van het werk voor mijn rekening. Daarbij vind ik het helemaal niet erg om een pak te dragen of een schort, ik weiger alleen wel het standaard conducteurspak, want er zijn wel grenzen vind ik.

En ik ben heus niet alleen maar aardig. Ik kan ook mensen beledigen waar dat nodig is. En geloof me, dat ís soms nodig. En preken kan ik ook. Desnoods door de intercom. Dat heb ik van mijn moeder geleerd. Die is eigenlijk als conducteur gebóren zonder dat ze het zelf wist. Dat heb je soms. Dat je kwaliteiten hebt waar je je eigenlijk niet goed van bewust bent. Dat heeft u misschien zelf ook. Dat u nu bij de NS zit is misschien gewoon een wonderlijk toeval. Daar hangt mijn leven ook van aan elkaar, van wonderlijke toevallen, maar soms probeer ik een en ander een beetje te sturen. Dat zou u misschien ook eens wat vaker moeten doen, als ik zo vrij mag zijn.

Daarbij stel ik voor dat ik af en toe mensen uitnodig in de trein. Een van mijn vriendinnen kan bijvoorbeeld onderweg de mensen werkelijk álles uitleggen over de bomen die we passeren. Die kan zelfs uitleggen waarom bomen verkleuren in de herfst. Heel precies. Waar ze al die kennis vandaan heeft mag Joost weten, maar je kunt er úren naar luisteren. De treinreis is in elk geval om voordat je het weet. Daarbij heb ik ook nog twee nichtjes die heel goed taartjes bakken. Dat is toch echt weer iets anders dan van die gevulde koeken uit zo’n karretje dat altijd te breed is voor het gangpad. Daarbij snap ik na jaren nog steeds niet op welke treinen nou wel gevulde koeken verkocht worden en welke niet. In de trein van Leiden naar Utrecht is in elk geval geen gevulde koek te bekennen, en dat zijn zo meer van die gemiste kansen. Weet u, je moet kansen pakken waar ze liggen. Ik weet niet of de NS daar nou zo groot mee geworden is, maar we doen dat veel te weinig met z’n allen. Ik zou zelfs zo ver willen gaan om te pleiten voor een restauratiewagon aan elke trein mét een wc erbij: dan zijn we gelijk ook van dat gezeik af. Die plee betaalt zich wel terug door de opbrengst van de restauratiewagen. Let op mijn woorden.

En dan vind ik, nu we toch bezig zijn, dat er ook altijd een wagonnetje moet zijn waar je leuke dingen kunt doen. Ik hoor u zeggen: ‘Leuk, wat is leuk?’. Dat zegt mijn man ook altijd: die heeft een grondige hekel aan het woord ‘leuk’ alléén al, maar laten we het dan ‘circus’ noemen. Laten we een wagon maken waar een schrijver voor kan lezen uit zijn nieuwste boek, desnoods door de intercom. Een klein podium waarop mensen kunnen zeggen wat gezegd moet worden, of een bandje hun nieuwste hit kan spelen, en een wandje waarop we af en toe een goeie film vertonen, of de vakantiedia’s van mijn collega de conducteur. Daarbij lijkt het me ook fijn als we in die wagon feestjes kunnen geven en daar mensen voor kunnen uitnodigen, of dat je een wagon af kunt huren om in te vergaderen of een klein symposium in kunt organiseren. Er zijn best al initiatieven op dit gebied, maar die vind ik niet echt. Dat kan de NS veel beter, als je het mij vraagt. Ik ben er nogal van om het aangename met het noodzakelijke te verenigen, dus dat je ook echt ergens naar onderweg bent en niet als een sukkel wordt rondgereden tussen plaatsen waar je helemaal niet hoeft te zijn.

Nou goed. Tot zover. Ik moet mezelf beperken. Als ik namelijk al mijn ideeën in één keer uit de doeken doe ga ik altijd schreeuwen van enthousiasme, en dat lijkt me voor zo’n eerste kennismaking als dit niet wenselijk. Neemt u gerust even de tijd om bovenstaande te overwegen. Wacht echter niet te lang: je moet het ijzer smeden als het heet is. Dat zei mijn oom altijd. Die had een staalbedrijf.

Een kalme groet,
Simone de Jong

No Comments

Post a Comment

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.